De schrijnende situatie rond asielopvang in Nederland lijkt aan alle kanten vastgelopen. Vast voor de poorten van Ter Apel, vast in verzuurde verhoudingen tussen bestuurslagen, vast in maatregelen die de afstand tussen overheid en burgers vergroten, vast in een woningmarkt die niet doorstroomt, ga zo maar door.
Het werkt, kortom, even helemaal niet.
Maar wat als we een tegenovergestelde lens op de situatie zouden leggen? Wat als we ‘wat wél werkt’ als leidraad nemen om uit de crisis te komen? Een klein gedachte-experiment:
Het experiment begint met een stukje filosofische achtergrond. ‘Wat werkt’ is misschien wel dé centrale vraag van het zogeheten Pragmatisme. Deze Amerikaanse denkstroming met zijn oorsprong in het einde van de 19e eeuw was zozeer gericht op praktisch nut dat één van de grondleggers William James zelfs stelde dat “truth is what works”.
Dat idee paste James radicaal toe op allerlei vragen. Bijvoorbeeld religie: we kunnen eindeloos bediscussiëren of God wel of niet bestaat maar volgens James was het relevanter om te kijken naar effect. “If the hypothesis of God works satisfactorily in the widest sense of the word, it is true”, stelde hij.
Het pragmatisme is daarmee de filosofie van de uitwerking in de praktijk. Ideeën en opvattingen zijn waardevol als ze ons verder helpen in ons (gemeenschappelijke) leven.
John Dewey was de Pragmatist die deze denktrant toepaste op het openbaar bestuur, onder meer in zijn uiterst relevante boek ‘The Public and its Problems’ (1928).
Dewey stelt in dat boek dat we beleid niet moeten benaderen als programma’s om dicht te timmeren, maar juist als working hypotheses - werkhypothesen - om doorlopend te toetsen. Dewey schrijft:
“They will be experimental in the sense will be entertained subject to constant and well-equipped observation of the consequences they entail when acted upon, and subject to ready and flexible revision in the light of observed consequences”
Met die zin in het hoofd moet ik denken aan het recente opinie-artikel in NRC van Karin Geuijen, een bestuurskundige en onderzoeker met veel kennis van Nederlands asielbeleid.
In het artikel suggereert ze op basis van inzichten uit onderzoek dat verschillende maatregelen beproefd goed werken: bijvoorbeeld kleinschalige opvang (versus de huidige inzet op grootschalige opvang) voor de acceptatie in lokale gemeenschappen. Ook pleit ze voor het belang van wezenlijke co-creatie tussen overheden, voor het leren van de huidige flexibele aanpak in de opvang van Oekraïners, en in de algemene zin voor meer evidence-based beleid.
De term 'evidence-based' roept wel de vraag op hoe en met wie we eigenlijk bepalen wat werkt. Is dat door middel van wetenschappelijk onderzoek, of is er iets anders/meer nodig?
Dewey ziet het in zijn werk als een gezamenlijke exercitie. Achterhalen wat werkt - inquiryin zijn bewoording - moet gebeuren in samenwerking, tussen experts - bijv. beleidsmakers of wetenschappers - en burgers (c.q. mensen die geraakt worden door concrete probleemsituaties). Want, zo stelt hij metaforisch, in een laatste quote:
“The man who wears the shoe knows best that it pinches and where it pinches, even if the expert shoemaker is the best judge of how the trouble is to be remedied.”
Dewey pleitte dus voor het samenbrengen van verschillende perspectieven en disciplines (tegenwoordig wellicht diverser dan alleen experts en burgers), en vooral voor het direct betrekken van burgers in processen van de overheid.
Op dat laatste punt rouleren er, in het algemeen én toegepast op het asielbeleid, allerlei ideeën. Neem deze post van onderzoeker en participatievernieuwer Niek Mouter op Linkedin, waarin hij kort bespreekt hoe de overheid burgers zou kunnen betrekken bij keuzes over asielbeleid. Hij refereert daarin naar een grootschalig onderzoek onder burgers waarin 30% van de respondenten aangaf actief betrokken te willen worden in beleidskeuzes over onderwerpen die raken aan hun directe leven.
Wat als die betrokkenheid nu georganiseerd zou worden voor het onderwerp van asielopvang, bijvoorbeeld in Albergen en net zozeer in de rest van Nederland?
De suggesties van Geuijen en Mouter zijn natuurlijk een greep. Kennis en ervaring met betrekking tot wat werkt/zou kunnen werken is potentieel aanwezig op vele plekken. Bij gemeenten, bij andere overheidslagen, bij maatschappelijke initiatieven, in wetenschappelijk onderzoek, ga zo maar door.
En toch bieden deze ideeën en praktijken vooralsnog geen uitweg uit de crisis. Immers, als we het gedachte-experiment afsluiten en terugkeren in de realiteit, zitten we wederom vast. Vast in de mensonterende situatie in Ter Apel, vast tussen boze en bezorgde burgers in Albergen, vast in de machteloosheid en frustratie die ook betrokken ambtenaren en bestuurders op dit moment zullen voelen. De vraag is hoe we daar uit gaan komen.
In mijn aankomende nieuwsbrief ga ik dieper in op het thema ‘leren van wat werkt’. Daarin zal ik ook zeker verkennen waarom dit type leren zo uitdagend is, en klaarblijkelijk niet vanzelfsprekend. En ik zal natuurlijk de vraag onderzoeken hoe we het desalniettemin tóch kunnen doen.
Heb je ideeën, suggesties, voorbeelden van inspirerende praktijken, enz.? Denk/praat vooral mee!
Binnen de perken zijn de mogelijkheden even onbeperkt als daarbuiten. Aan deze bekende uitspraak van schrijver en dichter Jules Deelder moest ik de afgelopen weken regelmatig denken tijdens gesprekken met initiatiefnemers van aanpakken en projecten die niet altijd binnen de bestaande ‘perken’ pasten. Iedere initiatiefnemer had zo zijn eigen manier om daarmee om te gaan.
In de vorige nieuwsbrief vertelde ik over de bundel over dynamisch samenwerken die we gaan maken ter gelegenheid van tien jaar Agenda Stad. De afgelopen weken hebben we de eerste vier interviews voor de bundel gedaan. Vier gesprekken met voorlopers die door slim samenwerken dingen voor elkaar kregen die vooraf onmogelijk werden geacht. Het viel me op hoe verschillend ieder van hen omging met kaders. Van vernieuwen wordt vaak gedacht dat het haaks staat op het werken vanuit kaders en regels – we moeten vooral ‘out-of-the-box’ denken en ‘buiten de lijntjes kleuren’. Maar is dat wel altijd zo? De gesprekken gaven een genuanceerder beeld.
Neem Sjoerd Bootsma die als creatief directeur van de driejaarlijkse kunstmanifestatie Arcadia in 2022 meer dan duizend bomen door Leeuwarden liet ‘wandelen’ in grote verrijdbare bakken om bewoners en bezoekers een groenere stad te laten ervaren. Voor het bomenverhuiscircus waren talrijke gemeentelijke vergunningen nodig en er moesten precieze afspraken worden gemaakt (bijvoorbeeld over het regelmatig verplaatsen van bomen). Hij koos er bewust voor om dit ‘roomser dan de paus’ te doen en dus ‘binnen de perken’ te blijven. Hij wilde zo laten zien dat iets wat onmogelijk lijkt binnen de regels, wel degelijk kan en niet eenmalig hoeft te zijn (zoals veel experimenten) als iedereen maar goed met elkaar samenwerkt. Hij slaagde in die opzet en andere steden tonen interesse in het project omdat ze zien dat het haalbaar is zonder de regels te veranderen.
Nurhan Abujidi is lector Smart Urban Redesign aan de Limburgse Zuyd Hogeschool. Als onderdeel van de City Deal Kennis Maken werkt ze onder de naam Univercity samen met verschillende andere kennisinstellingen en overheden aan transformatieve stadsontwikkelingen in verschillende steden in Limburg. Een voorbeeld is de Auroraflat in Heerlen, een ‘living lab’ waar in samenwerking met de woningbouwcoöperatie en inwoners is gewerkt aan de leefbaarheid, waardoor de flat het bestaande negatieve imago van zich af wist te schudden. Net als Sjoerd Bootsma ging Abujidi uit van de bestaande kaders. Haar aanpak omschrijft ze zelf als ‘hacking the system’: niet buiten het systeem opereren, maar het systeem juist goed leren kennen en van binnenuit aanknopingspunten vinden voor actie en verandering. Bijvoorbeeld door aan te sluiten bij al lopende initiatieven en processen.
Marleen van der Kolk koos een andere benadering. Ze is directeur van Het Bouwdepot. Deze stichting ontwikkelde een lerende aanpak waarmee een aantal gemeenten jongeren in een kwetsbare positie een jaar lang maandelijks financieel steunen en begeleiden zodat ze aan hun toekomst kunnen werken. Financiële rust en ademruimte helpt de jongeren vooruit, zo blijkt uit onderzoek naar de effectiviteit van het Bouwdepot, maar de aanpak schuurt tegen de kaders. Op Rijksniveau draagt bestaande wet- en regelgeving eraan bij dat deze jongeren een stabiel inkomen missen. Gemeenten die iets aan de situatie willen doen, ervaren op hun beurt onduidelijkheid over wat ze kunnen en mogen. Een deel van de vernieuwing van het Bouwdepot zit hem daarom in het vinden van passende kaders. Marleen bepleit samen met haar partners dat er een basis is voor gemeenten om hun autonome rol te pakken als inwoners tussen wal en schip dreigen te vallen. Door aan te tonen dat de aanpak werkt en deze te verspreiden onder gemeenten, hopen ze bovendien op Rijksniveau een discussie los te maken over wat er nodig is om burgers echt verder te helpen naar een zelfstandige toekomst en welke (beleids)instrumenten daarbij door wie ingezet mogen worden.
Tot slot Melvin Kolf. Zijn Presikhaaf University in Arnhem begon ooit met huiswerkbegeleiding om jongeren in een achterstandspositie vooruit te helpen. Inmiddels doen ze veel meer dan dat. Ze bieden een scala aan activiteiten op het gebied van talentontwikkeling, onderwijs en sport en bewegen. Daarin werken ze met allerlei partners samen, van de gemeente Arnhem en lokale zorgorganisaties tot het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid vanuit het Rijk. De taakopvatting van de mensen van Presikhaaf University laat zich het best omschrijven als ‘24/7 klaar staan en doen wat nodig is’. Dat betekent dat ze zo nodig opvoedondersteuning geven aan ouders, of iets doen om schulden te verlichten, als dit de jongere in kwestie helpt om aan zijn of haar ontwikkeling toe te komen. Hiermee begeven ze zich soms op het terrein van andere organisaties en hulpverleners. Of ze doorverwijzen, bekijken ze per geval. Ze ervaren namelijk dat jongeren vertrouwen hebben in Presikhaaf University als wijkinitiatief, maar lang niet altijd in instanties. Hun zorg is dat ze bij doorverwijzen het risico lopen de jongere te verliezen.
Zo vonden Sjoerd, Nurhan, Marleen en Melvin dus in hun situaties ieder een eigen weg om met kaders om te gaan. Sjoerd bleef bewust ‘binnen de perken’ om te laten zien hoeveel daar mogelijk is, Nurhan poogt het perk van binnenuit te transformeren, Marleen ziet het schuren en zoekt daarom naar passende kaders, en Melvin focust op de bloemen, waar die ook groeien.
Met dat laatste in het hoofd, en geïnspireerd door de mensen die we spraken, dacht ik aan het gedicht van Tupac Shakur, ‘The rose that grew from concrete’. Ik deel het hieronder om de zomer mee in te gaan – als ode aan de ‘rozen’ (en kaders!) die onder moeilijke omstandigheden tot bloei komen, en de helpende mensen ‘who do care’.
Did you hear about the rose that grew
from a crack in the concrete?
Proving nature's law is wrong it
learned to walk without having feet.
Funny it seems, but by keeping its dreams,
it learned to breathe fresh air.
Long live the rose that grew from concrete
when no one else ever cared.
Excuus, je hebt een tijdje niet van me gehoord. Ik was druk bezig achter de schermen want er komt een gaaf nieuw project aan. In 2025 bestaat Agenda Stad, de initiator van City Deals en het programma waarvoor ik werk als CXO, tien jaar. Deze bijzondere mijlpaal wil Agenda Stad vieren door een gesprek aan te zwengelen over samenwerken in het publieke domein. Mij is gevraagd om een bundel te maken, waarin we samen met verschillende partners verkennen hoe we onze Nederlandse samenwerkingstraditie kunnen opfrissen en dynamischer kunnen maken.
Van oudsher weten we in ons land goed hoe we effectief kunnen samenwerken; het poldermodel is niet voor niets een Nederlandse uitvinding. Maar we lopen steeds vaker vast met deze inmiddels klassieke samenwerkingsvorm.
We zien polarisatie en een zekere verlamming in politiek en samenleving; het gevoel dat we er niet meer uitkomen met elkaar. De complexe vraagstukken waar we nu voor staan, laten zich niet zo gemakkelijk tackelen aan de traditionele overlegtafels, die (onbedoeld) bestaande belangen in stand houden. De transities waar we voor staan, vragen om een andere manier van werken. Er is behoefte aan beweging en initiatief. De wereld verandert bovendien steeds sneller en daar moeten we op in kunnen spelen. Dit vraagt om flexibiliteit tijdens de rit; we moeten leren om denken en doen te combineren.
Overheid en samenleving hebben elkaar nodig. In onze netwerksamenleving komen initiatieven overal vandaan en dat vraagt om samenwerking in steeds wisselende verbanden. De overheid kan daarom vandaag de dag niet meer volstaan met de klassieke samenwerking met een beperkt aantal vaste vertegenwoordigende polderpartijen. Kortom: we hebben behoefte aan een nieuwe, verrijkte, traditie van samenwerken.
In de bundel laten we zien hoe deze ‘nieuwe traditie’ van dynamische samenwerking zich op verschillende plekken al ontwikkelt in de praktijk. Dit doen we onder meer aan de hand van mooie voorbeelden van innovatieve samenwerkingen (waarin met vallen en opstaan ervaring is opgedaan) en aan de hand van de laatste wetenschappelijke inzichten. We kiezen bij het maken van de bundel voor een diverse mix van bijdragers van binnen en buiten de overheid met uiteenlopende achtergronden en perspectieven.
Bijvoorbeeld:
De centrale vraag is steeds: wat is onmisbaar in het dynamisch samenwerken aan transities en doorbraken in het publieke domein, en hoe kan dit bestendigd worden? Met andere woorden: hoe zorgen we dat wat nu nog in de marge is, gemeengoed wordt? Tegen welke barrières lopen we nog aan, en hoe slechten we deze?
De bundel biedt inspiratie voor wie wil samenwerken aan grote veranderingen en laat zien hoe de (Rijks)overheid het verschil kan maken door deze nieuwe manieren van samenwerken te faciliteren en te stimuleren.
Dit werken we uit binnen een aantal thema’s:
1. Kracht van het collectief
Waarom is dynamisch samenwerken over de grenzen van organisaties en disciplines noodzakelijk om grote veranderingen te bereiken? Hoe (veelzijdig) zien dit soort samenwerkingen eruit?
2. De nieuwe makers
Wie zijn de makers van deze dynamische samenwerkingen? Wat zijn hun drijfveren en vaardigheden? Wat zijn nieuwe, bijpassende rollen die op institutioneel niveau ontstaan?
3. Groeipijn
Wat zijn moeilijke vragen die spelen in dit soort samenwerkingen? Hoe houdt het bestaande (overheids)systeem samenwerking en verandering tegen? Hoe zou dat anders kunnen?
4. Publieke zaak 2050
Wat willen we dat in 2050 ‘gewoon’ is? Hoe zien we die toekomst nu al in het hier nu? Hoe kunnen we in het heden scheppen wat we als toekomst verlangen?
Na een zomerpauze gaan we volop aan de slag met de bundel. Wil je ons iets meegeven? Een reflectie of tip op basis van bovenstaande, of zelfs een aanmoediging (natuurlijk altijd welkom bij schrijfprocessen!). Schroom niet om te mailen: suzanne@chiefexplorationofficer.nl.
Bron coverphoto: Gouwenaar
Agenda Stad en diens CXO zijn door een jury geselecteerd als overheidsinnovatie voor de Digital Kick-Off Day van het Creative Bureaucracy Festival, een event vol innovatieve overheidspraktijken van over de hele wereld. Zie onderstaande filmpje voor de showcase vanuit Agenda Stad. De andere bijdragen zijn ook te bekijken op YouTube, via onderstaande knop.
"That's why we think the major challenge of this time is to become open, and look outward for collaboration and inspiration."