Wat maakt een daadkrachtig en responsief bestuur?
Voor de essaybundel van de Staat van het Bestuur 2022 schijnen acht experts op persoonlijke titel en vanuit verschillende invalshoeken hun licht op het vraagstuk. Ik schreef één van de bijdragen, gericht op de vraag: hoe kunnen we veranderkracht mobiliseren, in het openbaar bestuur én in de brede samenleving?
Andere bijdragen komen o.a. van Albert Jan Kruiter, Lisanne de Blok en Kutsal Yesilkagit. Het geheel aan essays maakt een interessante balans: ze gaan zowel over de toenemende noodzaak om te innoveren in het openbaar bestuur, als ook om te koesteren wat we hebben in bijv. onze democratische rechtsstaat en het sterk aanwezige engagement in de samenleving.
De Staat van het Bestuur 2022 zelf is een tweejaarlijkse trendanalyse met feiten, cijfers en onderzoeksresultaten op het gebied van decentrale democratie en bestuur. Een interessant naslagwerk! Uit het rapport: 'Naast de constanten die het openbaar bestuur in Nederland kenmerken, toont de Staat van het Bestuur 2022 een beeld van een openbaar bestuur dat vanuit verschillende kanten onder druk staat'.
Vorige week was ik bij de dealmakersopleiding van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur. Op het terrein van de Floriade keken we een dag lang door de ecologische bril 🌱 naar onze samenwerkingsvraagstukken. En het viel op: dat brengt inzicht.
Zelf trapte ik af met een inleiding geïnspireerd door het artikel van NRC-journalist Wouter van Noort over de korstmos en wat we kunnen leren van samenwerkingen in de natuur. Vervolgens verkenden we een publiek ecosysteem in de praktijk: die rond de opgave van circulair bouwen. We onderzochten hoe ontwikkelingen als de Floriade, de bouwopgave in Flevoland en de City Deal Circulair en Conceptueel Bouwen opgemaakt zijn uit relaties en hoe je vanuit die relaties beweging kan creëren.
Jurian Strik bracht de ‘ecologische check-up’ mee, een tot de verbeelding sprekend kaartspel dat zorgde voor rake gesprekken tussen de dealmakers.
En geheel in de stijl van ecologen - eerst praktijk verkennen en dan theoretisch reflecteren - eindigden we met een gelaagd en inzichtelijk verhaal van prof. dr. Gerda Van Dijk die als getraind ecoloog onderzoek doet naar organisaties en leiderschap. (Voor geïnteresseerden, zie hier een introductie in haar werk.)
Voor de dealmakers - die als geen ander relationeel werken - bruikbaar materiaal. En voor mij als #CXO een reminder dat ecologisch denken een onderwerp is om verder te verkennen🔍
Op het levendige regiocongres van de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen (GMR) vertelde ik over mijn werk als CXO en verkende ik samen met oud-Denker des Vaderlands Daan Roovers de kunst van het samenwerken.
“Alles wat floreert, is wederkerig. We moeten de wederkerigheid terugvinden in onze samenleving. Dat begint met geven. Wat kan ik jou geven wat jij nodig hebt? Of wat kunnen wij samen maken wat geen van ons alleen kan? Met die vragen kunnen we zoveel teweeg brengen.”
Zie link voor het hele verslag👇
In het jaarmagazine van Hiemstra & de Vries vertelde ik over mijn werk als CXO, over het belang van de open geest combineren met een open hart en het zoeken naar sleutels tot verandering.
In deze inspiratie-nieuwsbrief een verkenning van hoe we constructief kunnen leren van ‘wat werkt’. Met onder meer: wetenschappelijk onderzoek naar succesvol overheidshandelen, voorbeelden van stapsgewijs vooruitkomen in de praktijk en een oproep voor een lerende mentaliteit in ons openbaar bestuur.
‘Life is what happens while you make other plans’. Die wijsheid van John Lennon bleek even van toepassing op mijn CXO-werk. Al in september wilde ik jullie een nieuwsbrief sturen over het onderwerp ‘leren van wat werkt’. Maar ja.. toen kreeg het gezin corona, en lag de focus een periode op héél andere dingen..
Ondertussen raakte ik ook verwikkeld in een andere activiteit: tijdens de Dag van de Stad mocht ik de spiksplinternieuwe rol van CXO introduceren aan een groot publiek, en verkende ik samen met iedereen de vraag: hoe kunnen we wederkerigheid terugvinden in onze publieke samenwerkingen? Het werd een bonte reis langs koikarpers, autoluwe straten en grootse publieke prestaties. Voor wie geïnteresseerd is, het is hier online terug te kijken.
Maar nu dan toch naar het onderwerp ‘leren van wat werkt’. Juist in de afgelopen maanden bleek dit thema relevant. De stikstofcrisis, de asielcrisis, de parlementaire enquête naar de gaswinnings-problematiek in Groningen - volg het nieuws en je komt al snel tot de conclusie dat de overheid vaak het tegenovergestelde doet van ‘wat werkt’, en daar bovenop lang niet altijd ‘leert’.
Mijn exploratie van de afgelopen periode bevestigde echter dat deze blik niet helemaal volledig is. We hebben een wetenschappelijke aangetoonde ‘negativiteitsbias’, zo hoorde ik bestuurskunde-professor Paul ‘t Hart uitleggen tijdens een bijeenkomst van de Staat van de Uitvoering. In ons persoonlijk leven, in maatschappelijke discussies: overal hebben we de neiging om meer aandacht te geven aan wat er niet goed gaat, dan aan wat er wel goed gaat.
Neem de illustratieve publicatie ‘Leren van en door Rapporten’ van de NSOB. Hierin nemen NSOB-onderzoekers de praktijk van Rotterdamse Rekenkameronderzoeken en raadsenquetes onder de loep. Wat ze achterhalen? Dat dit soort onderzoek vooral wordt uitgevoerd naar projecten en programma’s binnen de gemeente die niet goed zijn gegaan (terwijl er tal van voorbeelden zijn die wél goed verlopen). Daarnaast constateren de onderzoekers dat de negatieve focus vaak een beperkt leereffect oproept: “Er wordt wel geleerd, maar dat leren is vaak gericht op zelfbescherming en het vermijden van blaam.”
Wat als we dat anders zouden doen? Wat als we (ook) zouden focussen op wat er wél werkt? In 2020 publiceerden onderzoekers Jan-Kees Helderman (Radboud), Jonathan Zeitlin (UvA) en Charles Sabel (Colombia University) een onderzoek dat een interessant voorbeeld geeft: een studie naar het succesvolle Utrechtse Jeugdzorgstelsel.
De decentralisatie van de Jeugdzorg is de afgelopen jaren veelvuldig in de aandacht gekomen als een probleemdossier - lange wachtlijsten, grote geldtekorten en gemeenten die worstelen met het verbeteren van de situatie. In Utrecht lukt het volgens de onderzoekers echter wél, en in hun onderzoek gaan zij op zoek naar de bronnen van deze succesvolle transformatie: wat doen ze in Utrecht waardoor het goed werkt?
De bevindingen van het onderzoek gaan voor nu te veel de diepte in (hier is het rapport en hier een samenvattend artikel op de website van Binnenlands Bestuur), maar het onderzoek maakt een belangrijk overkoepelend punt: komen we wel verder als we alleen benoemen wat er fout gaat? Is er niet ook zicht nodig op wat er wél mogelijk is?
Negatief leren is als “veranderen zonder kompas: wel weten waar je van weg wilt, maar niet scherp hebben waar je precies naartoe wilt en ook daadwerkelijk kunt bewegen.”
Dat stelden Utrechtse onderzoekers (onder wie Paul ‘Hart) die onlangs startten met het onderzoeksprogramma ‘Zo kan het dus ook’. Hierin identificeren en analyseren zij op systematische wijze meerdere succesverhalen uit de Nederlandse praktijk van beleid en uitvoering. Want wat kunnen we leren van die gevallen? Zijn er bepaalde inzichten te distilleren die ook toepasbaar zijn voor andere situaties?
Het programma staat nog aan het begin, maar ik ga het in ieder geval met interesse volgen. (Zie hier voor een eerste samenvatting).
Negatief leren is als "veranderen zonder kompas: wel weten waar je van weg wilt, maar niet scherp hebben waar je precies naartoe wilt en ook daadwerkelijk kunt bewegen.” Mirko Noordegraaf, Paul 't Hart & Erik-Jan van Dorp
Tot dusver gaat dit verhaal vooral over onderzoek. Maar het is natuurlijk één ding om iets te weten, en een tweede om iets te doen. Dat brengt me op de vraag: hoe kunnen we het positieve leren aanpakken in de praktijk?
Een inspirerend voorbeeld vond ik in het Bouwdepot: een alternatieve manier om thuisloze jongeren effectief te helpen.
In Nederland vallen thuisloze jongeren van 18 tot 21 jaar tussen de wal en het schip van ons overheidssysteem: vanaf 18 vallen ze niet meer onder de Jeugdzorg, maar tot 21 kunnen ze maar een kleine uitkering ontvangen van 256 euro per maand. (De overheid gaat namelijk uit van de financiële steun van ouders, maar dat is precies wat er in het geval van deze jongeren vaak ontbreekt.) Het gevolg is dat de thuisloze jongeren zich veelal in de schulden steken en daarmee nog dieper in de problemen komen.
Hoe ga je van zo’n problematische situatie naar een situatie die wél werkt? Bij het Bouwdepot krijgen jongeren een jaar lang extra inkomen, zodat ze in rust kunnen bouwen aan hun toekomst. Ik sprak hierover met Manon van Hoeckel, de sociaal ontwerper achter het initiatief. Haar verhaal geeft inzicht in een ware experimentele en lerende aanpak: samen met Stichting Zwerfjongeren Nederland, gemeenten, wetenschap en creatieven ontwikkelt en verspreidt zij, stap voor stap, een nieuwe oplossing voor deze doelgroep. Hier lees je mijn hele interview met van Hoeckel.
Toch hoef je niet letterlijk een experiment te starten om wel experimenterend en lerend te werk te gaan. Dit wordt mooi geïllustreerd door Erik Gerritsen, voormalig Secretaris-Generaal van het Ministerie van VWS en tegenwoordig bestuurder bij woningcorporatie Ymere. In dit interview vertelt hij over het belang van uitproberen: “Ik vergelijk mijn aanpak wel eens met het toedienen van een cocktail van antibiotica. Je weet niet precies welke aanslaat, dus je geeft maar gewoon een heel rijtje. Zo doe ik het ook bij onze opgaven: je zet tien, twaalf interventies in op allerlei niveaus en kijkt wat werkt.”
Gerritsen biedt ook een tweede inzicht. Als iets blijkt te werken, zo stelt hij, dan kun je nog niet verwachten dat het zomaar overal gebeurt. Best practices moet je niet ‘uitrollen’ maar ‘inrollen’: “Inrollen betekent dat elke nieuwe groep mensen weer, weliswaar geïnspireerd door een beste praktijk, toch opnieuw door een eigen leerproces moet. Zodat het in de haarvaten van je organisatie of netwerk van organisaties gaat zitten.”
“Inrollen betekent dat elke nieuwe groep mensen weer, weliswaar geïnspireerd door een beste praktijk, toch opnieuw door een eigen leerproces moet.” Erik Gerritsen
Dit vraagt natuurlijk allemaal wel veel, juist voor mensen in de praktijk. Naast je werkzaamheden uitvoeren, óók nog standaard leren? Hoe organiseer je de tijd en reflectieve ruimte? En hoe zorg je dat het proces voldoende rijk is, met alle relevante perspectieven aan bod?
De sleutel ligt in het samen doen. Neem het eerdere voorbeeld van het Bouwdepot, waarin zowel sociaal ontwerp als wetenschappelijk onderzoek een essentiële rol speelt in experimenteer- en leerproces. Dat experimenteren en leren wordt ook samen met allerlei betrokkenen gedaan: de thuisloze jongeren die het inkomen ontvangen, gemeenteambtenaren, bestuurders, jeugdbegeleiders, en ga zo maar door.
Ook in de meer mainstream beleids- en onderzoekswereld vinden we allerlei interessante voorbeelden van samenwerking ten behoeve van leren. Zoals het Planbureau voor de Leefomgeving dat steeds vaker werkt met ‘lerende evaluaties’. In dit type beleidsevaluatie beoordelen onderzoekers beleid niet zelfstandig en achteraf, maar gaan ze een gezamenlijk leerproces aan met de betrokken beleidsmakers. Samen onderzoeken ze gaandeweg in een lopend beleidsprogramma wat de aard is van een bepaalde problematiek en om welke aanpak dat vraagt - met leren en tussentijds bijsturen als doel.
Kortom, er zijn heel wat mogelijkheden om te ‘leren van wat werkt’. Toch doen we het nog lang niet altijd. Wat houdt ons tegen?
De ‘negativiteitsbias’ waarmee ik deze inspiratiebrief begon, is - denk ik - een belangrijke factor. In de politiek, het bestuur, de media - en misschien dus in ieder van onszelf - zit een neiging om kritisch te zijn op wat niet goed gaat.
En daarachter schuilt wellicht nog iets: een wens van controle en beheersbaarheid. Want, tuurlijk, wat zou het mooi zijn als zaken precies zo zouden uitpakken zoals wij ze met elkaar democratisch besluiten en vervolgens uitwerken in beleid. Wat zou het mooi zijn als we problemen voor 100% kunnen verhelpen, zonder onoplosbaarheden, neveneffecten en nieuw opdoemende problemen. Maar de realiteit is weerbarstiger.
Daarom is er - naast de vele voorbeelden die laten zien dat ‘leren van wat werkt’ wel degelijk kan - vooral ook een nieuwe mentaliteit nodig: eentje die het belang van leren centraal stelt. Ik laat het verwoorden door John Dewey, die als beroemde filosoof van het Pragmatisme (ook wel de filosofie van ‘wat werkt’) een stille inspiratiebron vormde voor deze nieuwsbrief:
“The most important attitude that can be formed is that of desire to go on learning.” John Dewey
In de volgende nieuwsbrief verken ik de andere kant van de medaille: het falen. Leren kan niet zonder het maken van fouten, maar is daar wel voldoende ruimte voor? Hoe kunnen we falen productief maken, voorbij alleen de focus op afrekening? Ideeën, tips en persoonlijke verhalen zijn weer zeer welkom! Mail naar suzanne@chiefexplorationofficer.nl.
Het is een opvallend experiment. Het Bouwdepot biedt thuisloze jongeren een jaar lang financiële rust zodat ze kunnen bouwen aan hun toekomst. Sinds de start van een pilot met vijf jongeren in januari 2020 heeft het initiatief grote stappen gezet. Hoe dat is gelukt, besprak ik met social designer Manon van Hoeckel. “Met het Bouwdepot geven we jongeren een kans om te bouwen aan de fundering van hun leven.”
Drie lessen die ik haal uit het gesprek:
• Effectief een probleem aankaarten? Ga ermee aan de slag.
• ‘Succes’ is iets wat je samen bepaalt, op basis van reële ervaringen in de praktijk
• Kleine experimenten kunnen grotere systeemveranderingen voeden, maar dat gaat niet vanzelf.
—
Goede investering
Sinds vijf jaar werkt Manon van Hoeckel samen met Stichting Zwerfjongeren Nederland om het probleem van dak- en thuisloze jongeren op een aansprekende manier aan te kaarten. Manon: “Jongeren tussen de 18 en 21 jaar die dak- of thuisloos raken, bouwen in korte tijd grote schulden op. Zij kunnen maar een uitkering ontvangen van 265 euro in de maand, omdat de Nederlandse overheid verwacht dat ouders financieel bijspringen. Bij deze jongeren is dat vaak niet geval en dus stapelen de schulden zich snel op. Tot wel 666 euro per maand, volgens het Nibud.”
Samen met haar samenwerkingspartner Marleen van der Kolk van Stichting Zwerfjongeren Nederland gaat Manon concreet aan de slag. “De ontwerpersmentaliteit is geen rapport schrijven maar concreet testen: wat gebeurt als die jongeren wel een fatsoenlijk inkomen zouden krijgen? We kwamen erachter dat er nog geen experimenten bestonden op dit vlak.” Zo ontstaat het Bouwdepot. Met behulp van een aantal fondsen beginnen ze een pilot met vijf jongeren die een jaar lang een vast inkomen ontvangen van 1050 euro per maand. Onderzoeksinstituut DRIFT wordt aangetrokken om het proces te volgen.
“De ontwerpersmentaliteit is geen rapport schrijven maar concreet testen: wat gebeurt als die jongeren wel een fatsoenlijk inkomen zouden krijgen?"
Gesprek over succes
Sinds de start valt het Bouwdepot op in zijn verbeeldingskracht. “Het allerbelangrijkste is dat we communiceren wat de pilot met jongeren doet. Om te voorkomen dat de jongeren rondlopen met een label op hun hoofd, willen we ze niet herkenbaar in beeld brengen. Daarom maken we een podcast, een mooi auditief middel om iemand mee te nemen in het verhaal.” De verhalen delen ze met een groot publiek via een aansprekende website en via berichtgeving inde media (zie bijvoorbeeld dit 1Vandaag item).
De aansprekende verhalen van jongeren gebruiken ze ook voor ‘Bouwdepot aan tafel’-sessies: ze bezoeken gemeenten, laten stukjes van de podcast horen en gaan in gesprek met bestuurders, ambtenaren en begeleiders vanuit zorgorganisaties. Zo ook in Eindhoven, waar de wethouder de eerste vervolgstap zet. “In de eerste en tweede pilot deden een aantal jongeren uit Eindhoven mee en de wethouder gaf aan een grotere pilot te willen doen van 30 jongeren. Ook financierde het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de tweede pilot met vijf jongeren. Zo begon het te groeien.”
Inmiddels bestaat het Bouwdepot uit pilots in vier gemeenten in Nederland en ontvangen (en ontvingen) in totaal zestig jongeren tot nu toe een bouwdepot. Iedere pilot gaat gepaard met een zorgvuldig samenwerkingsproces. Manon: “Aan de start gaan we in gesprek met ambtenaren en begeleiders in een gemeente. We stellen dan de vraag: wat zijn parameters van succes? Een ambtenaar reageert dan bijvoorbeeld met ‘als een jongere na het jaar zijn eigen broek op kan houden’. Begeleiders, die dichtbij de jongeren staan, brengen dan bijvoorbeeld in dat ze al blij zijn als de jongere er in een jaar niet slechter op wordt. Zo ontstaat een reële en gedeelde blik op succes.”
Steeds een stapje verder
“We willen dat iets in de systeemwereld verandert.”
Door middel van de pilots wordt het Bouwdepot steeds een stapje verder gebracht, samen met allerlei partners. “Eén van de dingen waar we op dit moment mee bezig zijn is om op fiscaal vlak te innoveren. Price Waterhouse Coopers onderzoekt pro bono voor ons wat de beste manier is om de jongeren het bouwbudget te geven.”
Belangrijk is ook het doorlopende onderzoek van DRIFT. Uit de eerste pilotstudie blijkt dat het Bouwdepot leidt tot positieve effecten – de jongeren komen in stabieler vaarwater en vinden de rust om stappen te zetten, in plaats van dat problemen zich verergeren. Ook reflecteert het onderzoek op de aanpak zelf. “We proberen zo gaandeweg de juiste vorm uit te kristalliseren, bijvoorbeeld hoelang het Bouwdepot moet duren en welke begeleiding er nodig is.”
Maar de doelstelling van het Bouwdepot reikt verder dan het verbeteren van de aanpak. Manon: “We willen dat iets in de systeemwereld verandert.” Mede door het Bouwdepot ontstaat er in die ‘systeemwereld’ allerlei dynamiek. “Gemeenten gaan met het Bouwdepot aan de slag, maar hebben daarin wel te maken met lastige wet- en regelgeving.” Op nationaal niveau speelt onder meer de Participatiewet, die strenge regels bevat over wat wel en niet mag wanneer je een uitkering ontvangt. “Daarom willen we ook met ministeries in gesprek over hoe we deze groep jongeren goed kunnen helpen en gemeenten kunnen ondersteunen. De pilots met de resultaten, ervaringen en baten geven inspirerende gespreksstof."
Wat was het gaaf om op het grote podium van de Dag van de Stad een verhaal te houden over mijn werk als CXO. En vooral om in dat verhaal samen met het publiek op zoek te gaan naar de kunst van samenwerking.
In een tijd waarin we steeds vaker vastlopen op allerlei onderwerpen (asiel, stikstof, ga zo door), hoe kunnen we elkaar vinden? Mijn verhaal bracht ons langs voorbeelden van wezenlijke samenwerking:
🐟 van Bert in de Kolpingbuurt in Nijmegen die bewoners helpt met het verplaatsen van hun koikarpers,
🚗 tot aan het veranderen van ons straatbeeld door middel van gezamenlijke experimenten met elektrische deelmobiliteit
🏞️ en het iconische stadseiland Veur-Lent, dat tot stand kwam door ambitieuze en slimme systeemsamenwerking.
Met steeds als kern: wederkerigheid. Goede samenwerking drijft op de bereidheid om te geven wat de ander nodig heeft. Hoe kunnen we dat meer tot leidraad maken voor alles wat we doen?
Zie hieronder voor de video-registratie en het sfeerverslag.
De schrijnende situatie rond asielopvang in Nederland lijkt aan alle kanten vastgelopen. Vast voor de poorten van Ter Apel, vast in verzuurde verhoudingen tussen bestuurslagen, vast in maatregelen die de afstand tussen overheid en burgers vergroten, vast in een woningmarkt die niet doorstroomt, ga zo maar door.
Het werkt, kortom, even helemaal niet.
Maar wat als we een tegenovergestelde lens op de situatie zouden leggen? Wat als we ‘wat wél werkt’ als leidraad nemen om uit de crisis te komen? Een klein gedachte-experiment:
Het experiment begint met een stukje filosofische achtergrond. ‘Wat werkt’ is misschien wel dé centrale vraag van het zogeheten Pragmatisme. Deze Amerikaanse denkstroming met zijn oorsprong in het einde van de 19e eeuw was zozeer gericht op praktisch nut dat één van de grondleggers William James zelfs stelde dat “truth is what works”.
Dat idee paste James radicaal toe op allerlei vragen. Bijvoorbeeld religie: we kunnen eindeloos bediscussiëren of God wel of niet bestaat maar volgens James was het relevanter om te kijken naar effect. “If the hypothesis of God works satisfactorily in the widest sense of the word, it is true”, stelde hij.
Het pragmatisme is daarmee de filosofie van de uitwerking in de praktijk. Ideeën en opvattingen zijn waardevol als ze ons verder helpen in ons (gemeenschappelijke) leven.
John Dewey was de Pragmatist die deze denktrant toepaste op het openbaar bestuur, onder meer in zijn uiterst relevante boek ‘The Public and its Problems’ (1928).
Dewey stelt in dat boek dat we beleid niet moeten benaderen als programma’s om dicht te timmeren, maar juist als working hypotheses - werkhypothesen - om doorlopend te toetsen. Dewey schrijft:
“They will be experimental in the sense will be entertained subject to constant and well-equipped observation of the consequences they entail when acted upon, and subject to ready and flexible revision in the light of observed consequences”
Met die zin in het hoofd moet ik denken aan het recente opinie-artikel in NRC van Karin Geuijen, een bestuurskundige en onderzoeker met veel kennis van Nederlands asielbeleid.
In het artikel suggereert ze op basis van inzichten uit onderzoek dat verschillende maatregelen beproefd goed werken: bijvoorbeeld kleinschalige opvang (versus de huidige inzet op grootschalige opvang) voor de acceptatie in lokale gemeenschappen. Ook pleit ze voor het belang van wezenlijke co-creatie tussen overheden, voor het leren van de huidige flexibele aanpak in de opvang van Oekraïners, en in de algemene zin voor meer evidence-based beleid.
De term 'evidence-based' roept wel de vraag op hoe en met wie we eigenlijk bepalen wat werkt. Is dat door middel van wetenschappelijk onderzoek, of is er iets anders/meer nodig?
Dewey ziet het in zijn werk als een gezamenlijke exercitie. Achterhalen wat werkt - inquiryin zijn bewoording - moet gebeuren in samenwerking, tussen experts - bijv. beleidsmakers of wetenschappers - en burgers (c.q. mensen die geraakt worden door concrete probleemsituaties). Want, zo stelt hij metaforisch, in een laatste quote:
“The man who wears the shoe knows best that it pinches and where it pinches, even if the expert shoemaker is the best judge of how the trouble is to be remedied.”
Dewey pleitte dus voor het samenbrengen van verschillende perspectieven en disciplines (tegenwoordig wellicht diverser dan alleen experts en burgers), en vooral voor het direct betrekken van burgers in processen van de overheid.
Op dat laatste punt rouleren er, in het algemeen én toegepast op het asielbeleid, allerlei ideeën. Neem deze post van onderzoeker en participatievernieuwer Niek Mouter op Linkedin, waarin hij kort bespreekt hoe de overheid burgers zou kunnen betrekken bij keuzes over asielbeleid. Hij refereert daarin naar een grootschalig onderzoek onder burgers waarin 30% van de respondenten aangaf actief betrokken te willen worden in beleidskeuzes over onderwerpen die raken aan hun directe leven.
Wat als die betrokkenheid nu georganiseerd zou worden voor het onderwerp van asielopvang, bijvoorbeeld in Albergen en net zozeer in de rest van Nederland?
De suggesties van Geuijen en Mouter zijn natuurlijk een greep. Kennis en ervaring met betrekking tot wat werkt/zou kunnen werken is potentieel aanwezig op vele plekken. Bij gemeenten, bij andere overheidslagen, bij maatschappelijke initiatieven, in wetenschappelijk onderzoek, ga zo maar door.
En toch bieden deze ideeën en praktijken vooralsnog geen uitweg uit de crisis. Immers, als we het gedachte-experiment afsluiten en terugkeren in de realiteit, zitten we wederom vast. Vast in de mensonterende situatie in Ter Apel, vast tussen boze en bezorgde burgers in Albergen, vast in de machteloosheid en frustratie die ook betrokken ambtenaren en bestuurders op dit moment zullen voelen. De vraag is hoe we daar uit gaan komen.
In mijn aankomende nieuwsbrief ga ik dieper in op het thema ‘leren van wat werkt’. Daarin zal ik ook zeker verkennen waarom dit type leren zo uitdagend is, en klaarblijkelijk niet vanzelfsprekend. En ik zal natuurlijk de vraag onderzoeken hoe we het desalniettemin tóch kunnen doen.
Heb je ideeën, suggesties, voorbeelden van inspirerende praktijken, enz.? Denk/praat vooral mee!
Mijn thuisbasis als CXO is Agenda Stad van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Agenda Stad initieert onder meer de City Deals: innovatieve samenwerkingen tussen steden, Rijk en maatschappelijke partners op allerlei maatschappelijke vraagstukken.
Met al bijna 30 lopende en afgeronde City Deals op zak nam Agenda Stad onlangs op het VNG-congres een nieuwe stap met het lanceren van de ‘Town Deals’. Een zelfde soort instrument als de City Deal, nu speciaal bedoeld voor kleinere gemeenten.
Samen met burgemeesters en wethouders vanuit heel Nederland én speciale gast Olympisch kampioen in het windsurfen Kiran Badloe bespraken we het belang van samenwerken, en vooral ook hoe we daarin gezamenlijk kunnen experimenteren, leren en streven naar topprestaties.
Zelf nam ik de groep al doende mee in een publicatie die ik eerder schreef over de praktijken van City Deals, genaamd de ‘Kunst van En-En’. Hoe komen we gezamenlijk tot innovatie? Vraagt het om veel doen buiten de gebaande paden, of juist ook om oog hebben voor reguliere processen? Het antwoord valt te verwachten: allebei!
Het is (wederom) een zomer waarin het ergens gek voelt om over hoop te schrijven. In het Amerikaanse Yosemite National Park (waar ik vorige nieuwsbrief over schreef) dreigen op dit moment 3000 jaar oude beschermde Sequoia bomen verloren te gaan in bosbranden, die ieder jaar heviger worden als gevolg van klimaatverandering. In Nederland hebben we boerenprotesten, die op pijnlijke wijze laten zien hoe moeilijk het is - en de komende tijd zal zijn - om als overheid de noodzakelijke transities in te zetten waar wij als samenleving voor staan.
Toch schrijf ik over hoop, omdat het thema in mijn ontdekkingstocht als CXO op mijn pad kwam. In de afgelopen weken ging ik publiek met een nieuwe website, nieuwsbrief en berichten op Linkedin. En daarmee gebeurde iets opvallends. Ineens was ik niet alleen zelf aan het zoeken naar inspirerende praktijken en mensen, zij vonden mij ook. In korte tijd sprak ik met tal van mensen die contact met me zochten: een oud-gemeentesecretaris, een innovatie-ambtenaar bij een ministerie, trekkers van een vernieuwende culturele organisatie. Ga zo maar door.
De gesprekken gingen alle kanten op en toch viel mij één ding op: al deze mensen waren kritisch over het overheidssysteem, maar desalniettemin bereid om in (of met) dat systeem te werken en te proberen er wat aan te veranderen. Ze waren, in andere woorden, hoopvol in hun doen.
Neem Luc van Tiggelen, de Amelandse ambtenaar die zich met hart en ziel inzet om het eiland versneld te verduurzamen en zich nu specifiek richt op energiearmoede (ik volg van Tiggelen sinds mijn werk over experimenteel bestuur). Of ambtenaren Laura Huigens en Jarno Deen, die in hun podcast Publiek Werk zich enerzijds hardop afvragen of de overheid stuk is, anderzijds via de podcast samen met anderen onderzoeken hoe de overheid wél beter en slimmer kan (luister hier het gesprek dat ik met hen voerde). In de gesprekken met deze mensen en anderen vond ik steeds weer stukjes hoop.
Een icoon van hoop is natuurlijk de oud-Amerikaanse president Barack Obama. Ook hij kwam recent op mijn pad - ok, niet in levende lijve - maar via Rowinda Appelman, projectleider van de City Deal Kennis Maken. Appelman is een pionier in het vernieuwen van hoger onderwijs en onderzoek en dat werk leverde haar een plek op in het prestigieuze Obama Foundation Leaders Europe programma. Zes maanden lang volgde ze een intensief leiderschapstraject samen met andere pioniers uit heel Europa. Ze kreeg ideeën en inspiratie aangereikt, videobelde met Barack Obama en ontmoette aan het einde van de rit the man himself in Kopenhagen.
Wat Appelman leerde van Obama geeft een blik op het praktiseren van hoop. Als president had Obama vanzelfsprekend als geen ander te maken met spanningen. Veelvuldig moest hij zware beslissingen nemen met ingrijpende consequenties voor velen. Toch kon hij naar eigen zeggen ‘altijd goed slapen’ (zoals hij het stelt in zijn memoir A Promised Land). “Wat ik leerde van Obama”, vertelt Appelman, “is om vertrouwen te stellen in een goed proces. Je kunt het nooit perfect doen, maar je kunt wel handelen vanuit stevige principes, vanuit je zelfbewustzijn, kennis en waarden, en altijd met oog op je blinde vlekken.”
“Obama moedigde ons aan om in te zetten op waardegedreven leiderschap. Om onszelf in iedere situatie de vraag te stellen: wat vind ik hier belangrijk? Welke waarden zet ik centraal, en welke durf ik te buigen? Dat is een geheel andere vorm van leiderschap dan wat ik vaak in Nederland tegenkom.” - Rowinda Appelman
Het Obama leiderschapstraject kun je ook zien als een hoopvolle onderneming, die dezelfde redenering volgt als die ik uitdraag als CXO: juíst als je het systeem wil vernieuwen, heb je vernieuwers vanuit andere settings nodig - om van te leren, elkaar aan te moedigen en elkaar te helpen. Zo ervoer Appelman dat ook. “Soms sta ik in mijn werk op mijzelf”, vertelt ze. “In deze groep vond ik confidentees - vertrouwelingen - mensen met wie je vrij kan sparren over de uitdagingen die je tegenkomt, in een setting die daarvoor speciaal wordt georganiseerd.” Tja, zouden we eigenlijk niet allemaal zo’n Obama traject kunnen gebruiken?
Hoe kijk ik zelf naar hoop? Uit bovenstaande wordt waarschijnlijk wel duidelijk dat ik het koppel aan handelen. Aan bereid zijn om te werken in het systeem. Om het systeem tot op zekere hoogte te accepteren voor wat het is, en het tegelijkertijd naar je beste vermogen te proberen te verbeteren. En om daarin vooral ook elkaar te helpen, want we kunnen het niet alleen.
Toch denk ik dat we binnen de overheid meer moeten doen dan simpelweg ‘ons best’. Appelman noemt Obama’s advies om oog te hebben voor je blinde vlekken. Maar eerlijk gezegd, ik vraag me af of we dat als individuen en als overheidssysteem wel voldoende doen. Wie dit als geen ander aankaart, is geograaf Josse de Voogd. Recent stond er een mooi interview met hem in de Volkskrant, waarin hij vertelt over de Atlas van Afgehaakt Nederland, een publicatie die hij samen maakte met René Cuperus.
Het werk van de Voogd en Cuperus laat de grote verschillen in Nederland zien tussen mensen die zij benoemen als de ‘gevestigden’ en de ‘buitenstaanders’. In het Volkskrant interview staat een grafiek dat het verhaal eigenlijk in één oogopslag vertelt: zij in Nederland die blij zijn met hun eigen leven, kijken ook optimistisch naar de Nederlandse samenleving en stemmen op gevestigde partijen zoals VVD en D66. Zij die ontevreden zijn over hun eigen leven, hebben juist een pessimistische blik op de samenleving en stemmen op buitenstaander partijen als PVV of FVD. Mensen van deze tweede groep haken volgens de Voogd en Cuperus steeds meer af - ze hebben het gevoel dat het systeem voor hen niet werkt.
De Voogd zegt daarover in het interview:
“Ik denk niet dat iedere hogeropgeleide in Nederland aan de knoppen zit, maar de koers van de samenleving is vaak ten gunste van deze groep en niet ten gunste van de andere. Daardoor dreigt een deel democratisch af te haken. Ze merken: onze belangen worden nooit vertegenwoordigd.”
En zo kom ik terug bij de boeren (die de Voogd en Cuperus ook benoemen als behorend tot de groep afgehaakten). Hoe zit het met hun hoop? De omgedraaide vlaggen en brandende hooibalen op de snelweg suggereren dat het bij een deel van hen ver te zoeken is.
Daarom vraag ik me deze zomer af: wat moeten we maken van deze kloof in hoop? Is het onvermijdelijk in transitietijd en moeten we ‘de chaos omarmen’, zoals Jan Rotmans stelt? Of is dat nou juist een opmerking die typisch is voor kwadrant rechtsboven die mist wat er in kwadrant linksonder speelt? Al denk ik er over na, ik kom niet op een eenduidig antwoord.
Waar het redeneren tekortschiet, kan de kunst soms perspectief geven. Daarom eindig ik met een gedicht van de net overleden Remco Campert, om deze brief met een klein stukje wijsheid en hoop af te sluiten:
-
Verzet begint niet met grote woorden
maar met kleine daden
zoals storm met zacht geritsel in de tuin
of de kat die de kolder in z’n kop krijgt
zoals brede rivieren
met een kleine bron
verscholen in het woud
zoals een vuurzee
met dezelfde lucifer
die de sigaret aansteekt
zoals liefde met een blik
een aanraking iets dat je opvalt in een stem
jezelf een vraag stellen
daarmee begint verzet
en dan die vraag aan een ander stellen.
-
De volgende keer schrijf ik een (al eerder aangekondigde) nieuwsbrief over ‘leren van wat werkt’. Binnen de overheid is er traditioneel veel aandacht voor wat niet goed gaat, bijvoorbeeld in evaluaties. Dat is natuurlijk belangrijk ter verantwoording, maar ergens ook lastig. Want: weten wat we niet moeten doen, vertelt ons nog niet wat we wél moeten doen. Hoe zouden we meer kunnen leren van wat werkt?
Heb je een tip voor mij, op dit of een ander onderwerp? Een voorbeeld waar je mij op wil wijzen, of een idee? Neem dan vooral contact op. Dat kan via: suzanne@chiefexplorationofficer.nl. Via LinkedIn en deze website kun je mij tussen de nieuwsbrieven door volgen.
-
Een mooie zomer gewenst!
CXO Suzanne Potjer
Heel gaaf om bij te dragen aan de podcast Publiek Werk en te spreken met Laura Huigens en Jarno Deen. Juist ook omdat Laura en Jarno zelf betrokken en bevlogen ambtenaren zijn die kritisch maar ook hoopvol reflecteren op het systeem waarin ze werken.
Van alles komt langs in de podcast: het hoe en wat van experimenten en leren, mijn nieuwe werk als Chief Exploration Officer, voorbeelden van concrete vernieuwingen in het openbaar bestuur en alle struggles die daarbij komen kijken. Voor wie benieuwd is naar mijn werk als CXO: dit is een mooie intro.
Recent was ik op de Floriade Expo 2022 om de biobased toekomst te ervaren en vervolgens te bespreken met een diverse groep van gemeenten, provincies, Rijk, projectontwikkelaars, wetenschappelijke en maatschappelijke organisaties rond de City Deal Circulair en Conceptueel Bouwen.
Stro, hout, mycelium; het werd mij al snel duidelijk dat de toepassingen van biobased eindeloos zijn. En dat onze grootste uitdaging misschien niet is om technisch te innoveren, maar om te wennen aan dat nieuwe materiaal dat anders werkt, ruikt, voelt.
In het opvolgende gesprek over beleid en samenwerking bleek ook veel mogelijk. Het onderwerp heeft politieke aandacht, partijen doen van alles. En toch moet het systeem “wennen”, wat betreft normen & regels maar ook wat betreft onderlinge samenwerking - wat vinden wij normaal?
En dus liep ik weg van de Floriade niet in de eerste plaats onder de indruk van alle nieuwe mogelijkheden, maar vooral met een waardenvraag in mijn hoofd: hoe kunnen we daadwerkelijk willen wat we zonder twijfel kunnen?
Excursies, studiereizen, werkbezoeken - we zien ze vaak als (leuke) bijzaak, maar eigenlijk zijn ze veel meer dan dat. Juist door inspirerende plekken te ervaren en met een groep uit de dagelijkse bubbel te zijn, ontwikkelen we de ideeën en sociale basis om met elkaar te werken aan vernieuwing.
Met de Community of Practice (CoP) van City Deals waren we op excursie in Ede, en platform Overheid van Nu was erbij. Zij maakten een mooi filmpje waarin ik vertel over de (soms onderschatte) waarde van dit soort bijeenkomsten.
Ook leuk om te zien: regen bij excursies is vaak helemaal niet erg, het maakt de boel juist nóg vrolijker☔😄
“Duizenden vermoeide, gespannen, overbeschaafde mensen zien in dat de bergen intrekken als thuiskomen is; dat de wildernis een levensbehoefte is; en dat bergparken en natuurreservaten niet alleen een nuttige bron van hout en irrigerende rivieren zijn, maar ook een levensbron.”
In de eerste CXO-nieuwsbrief schrijf ik over avonturier en schrijver John Muir en zijn blik op exploratie. Muir was niet alleen auteur van vele prachtige artikelen en boeken, hij is ook van grote betekenis geweest voor de wereldwijde natuurbeschermingsbeweging. Dankzij zijn boeken en zijn lobbywerk (hij was onder meer medeoprichter van de Sierra Club, de eerste natuurbeschermingsorganisatie van Amerika) werd onder andere Yosemite Park in 1906 opgericht als één van eerste nationale parken onder bescherming van de Amerikaanse federale overheid. Wat meespeelde, is dat Muir enkele jaren daarvoor president Theodore Roosevelt mee had genomen op trektocht door Yosemite, en hem daar had overtuigd van de grote waarde van dit stukje wilde natuur.
In één van mijn favoriete fragmenten uit zijn werk bevindt Muir zich in de bossen van de Californische Sierra, als er een flinke storm raast. Om hem heen wuiven de reuzendennen en zilversparren heen en weer, de grond trilt van de druk die op de boomwortels wordt uitgeoefend, en door het hele bos weerklinkt het geraas van de wind. ‘Dit moet ik van bovenaf zien’, denkt Muir. Hij zoekt de hoogste bergkam, en klimt met handen en voeten in de grootste douglasspar. Op de top van de spar blijft hij zitten. Terwijl de boom heen en weer zwiept, overziet hij het bos en beleeft hij de storm in zijn volle glorie.
Over deze ervaring schrijft Muir:
“Allemaal bereizen we samen de Melkweg, bomen en mensen; maar het kwam pas op deze stormachtige dag, zwiepend in de wind, bij me op dat bomen reizigers zijn in de klassieke zin. Ze maken vele reizen, geen verre, dat is waar; maar onze eigen korte reisjes, weg en weer terug, zijn nauwelijks meer dan het wuiven van bomen - vaak halen ze het er zelfs niet bij.”
Citaten komen uit de Nederlandse vertaling van enkele van zijn verhalen genaamd In de Wildernis (2018)
Hallo! Welkom bij de nieuwsbrief van de Chief Exploration Officer (CXO). Het is mij een waar genoegen om jullie deze brief voor de eerste keer te sturen. Als CXO ga ik op zoek naar inspirerende vernieuwingen in ons openbaar bestuur. Dat doe ik vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). In deze nieuwsbrief, die ik regelmatig verstuur, doe ik verslag van mijn exploratie en schrijf ik iedere editie over een ander onderwerp dat raakt aan het brede thema van overheidsvernieuwing.
Maar voor deze eerste nieuwsbrief begin ik bij het begin: waarom is er eigenlijk een Chief Exploration Officer nodig? En wat ga ik als CXO precies doen? Ik beantwoord deze vragen door te beginnen met een uitstapje, naar collega-explorateur John Muir.
De beroemde schrijver en avonturist John Muir (1838-1914) verkende de Amerikaanse wilde natuur in een tijd dat de Amerikaanse bevolking de waarde van de natuur leek te zijn vergeten. Het land industrialiseerde, spoorwegen verspreidden zich in rap tempo door het hele land en door de houtkap, mijn- en landbouw verdwenen overal grote lappen ongerepte natuur. Muir, echter, had zijn hart en ziel verloren aan de wildernis en spendeerde een groot deel van zijn leven op ontdekkingstocht in het westen van Amerika. Over zijn avonturen schreef hij fantastische boeken, waarmee hij een groot publiek bereikte. Zo bracht hij de natuur terug in de harten van de Amerikaanse bevolking.
John Muir is mede zo interessant, omdat hij ons leert over de waarde van exploratie. Muir zag de natuur als één rijk levend geheel, waarin alles met elkaar verbonden was: de planten, de dieren, de micro-organismen en dus óók de mens. Daarom was het in Muir’s ogen cruciaal dat mensen zelf op ontdekking gingen in de natuur. Daar konden ze namelijk deze verbondenheid ervaren en een beter (en verantwoordelijker) begrip ontwikkelen voor hun eigen plek in het grotere geheel. Naar buiten gaan, stelde Muir, is als naar binnen gaan, naar een dieper besef van waar het in essentie om gaat. Of, zoals hij zelf schreef:
“I only went out for a walk, and finally concluded to stay out till sundown, for going out, I found, was really going in.”
Deze gedachte kunnen we ook vertalen naar onze huidige plaats en tijd, en het onderwerp waar ik mij als CXO op richt: het vernieuwen van de overheid. Ook de Nederlandse overheid lijkt zich te bevinden in een donker moment. Sinds de Toeslagenaffaire woedt een hevige discussie over het functioneren van de overheid en de conclusies zijn niet mals: de overheid leert niet, werkt verkokerd, wantrouwt haar burgers en veroorzaakt in sommige gevallen zelfs ernstige schade aan mensenlevens.
“De Nederlandse overheid heeft deze eeuw nog niets substantieels tot stand gebracht”, stelt topambtenaar Bernard ter Haar in een blog in 2021 die sindsdien doordreunt in Den Haag. Zijn kritiek richt zich op meer dan alleen de Toeslagenaffaire. De energietransitie, de woningnood, de groeiende sociale ongelijkheid; op állerlei onderwerpen doet de overheid volgens ter Haar niet wat het zou moeten doen. Ondertussen zien we ook een zorgelijke ontwikkeling in het vertrouwen dat burgers hebben in de overheid: dat daalt niet alleen, ook lijkt de groep die überhaupt geen vertrouwen heeft in instituties te radicaliseren. “Er is echte haat, en dat is nieuw”, aldus een onderzoeker recent in NRC.
Dat er zaken moeten veranderen is, kortom, duidelijk. De klassieke planmatige, top-down overheid zoals we die van oudsher kennen is niet langer voldoende. Een nieuwe overheid moet in staat zijn tot samenwerken, experimenteren en leren, samen met al die spelers die de samenleving rijk is.
Maar de vraag is: hoe? Een verschuiving van aandacht lijkt hierin nodig. Discussies over overheidsvernieuwing gaan vaak over grootse ingrepen in Den Haag en abstracte concepten. ‘Hoog-over’ discussies, terwijl er in de praktijk (in het klein) al van alles gebeurt. Op allerlei plekken en in allerlei initiatieven werken mensen aan tastbare vernieuwingen van de overheid. Dit zijn de plekken waar we ontdekken wat wel en niet werkt. En voor deze kiemen van vernieuwing moeten we meer oog hebben.
Om die reden begin ik nu als Chief Exploration Officer. Net zoals John Muir ga ik op ontdekkingstocht. Niet in de natuur, maar in de wereld van de overheid. Hier ga ik op zoek naar inspirerende voorbeelden, ideeën en mensen op het gebied van overheidsvernieuwing. Het doel is om via ‘buiten naar binnen’ te gaan, oftewel: om via concrete ervaringen uit de praktijk te komen tot diepere inzichten over wat de overheid zou kunnen en moeten zijn. En net zoals John Muir wil ik jullie, via deze nieuwsbrief, meenemen in mijn ontdekkingstocht, zodat we samen op zoek gaan naar nieuwe handelingsperspectieven.
Ik ga dus op pad - met een aantal nieuwsgierigheden en een ontvankelijkheid voor wat ik tegenkom- in de volle breedte van ons openbaar bestuur: in het ‘rijke levende geheel’ van gemeenten, ministeries, provincies, waterschappen, uitvoeringsorganisaties, bestuurders en bijna 1 miljoen ambtenaren (!!) (inclusief onderwijzers).
In mijn ontdekkingstocht ga ik op zoek naar die kiemen van vernieuwing die ons laten zien hoe de overheid op nieuwe manieren kan werken. Denk aan een experiment als het Bouwdepot, waarin publieke instanties uitgaan van vertrouwen en behoefte in het helpen van thuisloze jongeren; een initiatief als Garage de Bedoeling waar ambtenaren van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) concreet aan de slag gaan met regels die niet werken voor hun cliënten; of een programma zoals het afgeronde Ruimte voor de Rivier waarin het allerlei partijen tezamen lukten om de waterveiligheid van rivieren te combineren met wezenlijke ruimtelijke verbetering.
Deze kiemen van vernieuwing wil ik zichtbaar maken en plaatsen in een groter verhaal van een nieuwe overheid. Een overheid die al aan het veranderen is, en die nog véél verder kan veranderen als we onze krachten bundelen. Middels deze regelmatige nieuwsbrief zal ik dat verhaal in kleine hapjes verkennen, vanuit steeds andere thema’s zoals ‘falen’, ‘samenwerken’ of de ‘dark side van vernieuwing’.
“We moeten van not invented here naar proudly found elsewhere” Karien van Gennip
Als CXO zal ik ook aanjager zijn van wederzijds leren en samenwerken. Dat is toch wel de grote uitdaging in het vernieuwen vanuit de praktijk: het samen optrekken. Vernieuwing gaat vaak gepaard met het wiel zelf uitvinden. Hoeveel sterker (en efficiënter) zou het zijn als we continu zouden leren van elders? Als we steeds nieuwe samenwerkingen zouden opzoeken om met elkaar vooruit te komen? “We moeten van not invented here naar proudly found elsewhere”, stelt Karien van Gennip, tegenwoordig Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, treffend in een interview waarin ze vertelt hoe ze daar destijds als bestuursvoorzitter van zorgverzekeraar VGZ aan werkte.
Het wederzijds leren en samenwerken is voor Agenda Stad van het Ministerie van BZK de motivatie om mijn werk als Chief Exploration Officer mogelijk te maken. Als initiator van onder meer de City Deals houdt Agenda Stad zich dagelijks bezig met samenwerken, experimenteren en leren, en juist daarom zijn ze ook altijd op zoek naar nieuwe ideeën en partners.
Samen lieten we ons inspireren door het artikel van wetenschapper Michel Acuto die het idee van een CXO voor de overheid bedacht. “It is time (...) to recognize (…) the intrinsic value of finding partners or stealing good ideas”, stelt Acuto in dat stuk waarin hij oproept voor meer CXO’s. Voilà, Michel, hier ben ik dan, en dat vinden van partners en stelen van goede ideeën, dat gaan we doen!
Iedere nieuwsbrief geef ik ook een aantal tips over interessante publicaties, artikelen, video’s en bijeenkomsten. Met voor deze keer:
De volgende nieuwsbrief ga ik in op het onderwerp ‘leren van wat werkt’. Binnen de overheid is er traditioneel veel aandacht voor wat niet goed gaat, bijvoorbeeld in evaluaties. Dat is natuurlijk belangrijk ter verantwoording, maar ergens ook lastig. Want: weten wat we niet moeten doen, vertelt ons nog niet wat we wél moeten doen. Hoe zouden we meer kunnen leren van wat werkt?
Tenslotte, heb je een tip voor mij? Een voorbeeld waar je mij op wil wijzen, of een idee? Neem dan vooral contact op. Dat kan via: suzanne@chiefexplorationofficer.nl. Via Linkedin en mijn website kun je mij tussen de nieuwsbrieven door volgen.
-
Tot de volgende editie!
CXO Suzanne Potjer
Welkom op de nieuwe website van de Chief Exploration Officer (CXO). Hier houd ik jullie op de hoogte van mijn zoektocht naar inspirerende vernieuwingen in ons openbaar bestuur. Via updates en een nieuwsbrief, die ik regelmatig verstuur, doe ik verslag van mijn exploratie en schrijf ik iedere editie over een ander onderwerp dat raakt aan het brede thema van overheidsvernieuwing.
Wil je nog meer lezen over wat ik als CXO ga doen? Over mijn start heb ik twee interviews gegeven. De een staat op het platform Overheid van Nu, de ander op de website van mijn ‘thuisbasis’ Agenda Stad van het Ministerie van BZK. Zie de links hieronder.