De zomervakantie staat voor de deur (en is voor sommigen al begonnen). Ook ik ga er even tussenuit, maar niet voordat ik nog één bericht stuur. In deze zomereditie: een blik op mijn eerste gesprekken als CXO, wat inspiratie van Barack Obama, een voorgehouden spiegel van geograaf Josse de Voogd en een gedicht van de net overleden Remco Campert. Kortom: een bezinnend bericht, passend bij de zomer. Een bericht over hoop.
Het is (wederom) een zomer waarin het ergens gek voelt om over hoop te schrijven. In het Amerikaanse Yosemite National Park (waar ik vorige nieuwsbrief over schreef) dreigen op dit moment 3000 jaar oude beschermde Sequoia bomen verloren te gaan in bosbranden, die ieder jaar heviger worden als gevolg van klimaatverandering. In Nederland hebben we boerenprotesten, die op pijnlijke wijze laten zien hoe moeilijk het is - en de komende tijd zal zijn - om als overheid de noodzakelijke transities in te zetten waar wij als samenleving voor staan.
Toch schrijf ik over hoop, omdat het thema in mijn ontdekkingstocht als CXO op mijn pad kwam. In de afgelopen weken ging ik publiek met een nieuwe website, nieuwsbrief en berichten op Linkedin. En daarmee gebeurde iets opvallends. Ineens was ik niet alleen zelf aan het zoeken naar inspirerende praktijken en mensen, zij vonden mij ook. In korte tijd sprak ik met tal van mensen die contact met me zochten: een oud-gemeentesecretaris, een innovatie-ambtenaar bij een ministerie, trekkers van een vernieuwende culturele organisatie. Ga zo maar door.
De gesprekken gingen alle kanten op en toch viel mij één ding op: al deze mensen waren kritisch over het overheidssysteem, maar desalniettemin bereid om in (of met) dat systeem te werken en te proberen er wat aan te veranderen. Ze waren, in andere woorden, hoopvol in hun doen.
Neem Luc van Tiggelen, de Amelandse ambtenaar die zich met hart en ziel inzet om het eiland versneld te verduurzamen en zich nu specifiek richt op energiearmoede (ik volg van Tiggelen sinds mijn werk over experimenteel bestuur). Of ambtenaren Laura Huigens en Jarno Deen, die in hun podcast Publiek Werk zich enerzijds hardop afvragen of de overheid stuk is, anderzijds via de podcast samen met anderen onderzoeken hoe de overheid wél beter en slimmer kan (luister hier het gesprek dat ik met hen voerde). In de gesprekken met deze mensen en anderen vond ik steeds weer stukjes hoop.
Een icoon van hoop is natuurlijk de oud-Amerikaanse president Barack Obama. Ook hij kwam recent op mijn pad - ok, niet in levende lijve - maar via Rowinda Appelman, projectleider van de City Deal Kennis Maken. Appelman is een pionier in het vernieuwen van hoger onderwijs en onderzoek en dat werk leverde haar een plek op in het prestigieuze Obama Foundation Leaders Europe programma. Zes maanden lang volgde ze een intensief leiderschapstraject samen met andere pioniers uit heel Europa. Ze kreeg ideeën en inspiratie aangereikt, videobelde met Barack Obama en ontmoette aan het einde van de rit the man himself in Kopenhagen.
Wat Appelman leerde van Obama geeft een blik op het praktiseren van hoop. Als president had Obama vanzelfsprekend als geen ander te maken met spanningen. Veelvuldig moest hij zware beslissingen nemen met ingrijpende consequenties voor velen. Toch kon hij naar eigen zeggen ‘altijd goed slapen’ (zoals hij het stelt in zijn memoir A Promised Land). “Wat ik leerde van Obama”, vertelt Appelman, “is om vertrouwen te stellen in een goed proces. Je kunt het nooit perfect doen, maar je kunt wel handelen vanuit stevige principes, vanuit je zelfbewustzijn, kennis en waarden, en altijd met oog op je blinde vlekken.”
“Obama moedigde ons aan om in te zetten op waardegedreven leiderschap. Om onszelf in iedere situatie de vraag te stellen: wat vind ik hier belangrijk? Welke waarden zet ik centraal, en welke durf ik te buigen? Dat is een geheel andere vorm van leiderschap dan wat ik vaak in Nederland tegenkom.” - Rowinda Appelman
Het Obama leiderschapstraject kun je ook zien als een hoopvolle onderneming, die dezelfde redenering volgt als die ik uitdraag als CXO: juíst als je het systeem wil vernieuwen, heb je vernieuwers vanuit andere settings nodig - om van te leren, elkaar aan te moedigen en elkaar te helpen. Zo ervoer Appelman dat ook. “Soms sta ik in mijn werk op mijzelf”, vertelt ze. “In deze groep vond ik confidentees - vertrouwelingen - mensen met wie je vrij kan sparren over de uitdagingen die je tegenkomt, in een setting die daarvoor speciaal wordt georganiseerd.” Tja, zouden we eigenlijk niet allemaal zo’n Obama traject kunnen gebruiken?
Hoe kijk ik zelf naar hoop? Uit bovenstaande wordt waarschijnlijk wel duidelijk dat ik het koppel aan handelen. Aan bereid zijn om te werken in het systeem. Om het systeem tot op zekere hoogte te accepteren voor wat het is, en het tegelijkertijd naar je beste vermogen te proberen te verbeteren. En om daarin vooral ook elkaar te helpen, want we kunnen het niet alleen.
Toch denk ik dat we binnen de overheid meer moeten doen dan simpelweg ‘ons best’. Appelman noemt Obama’s advies om oog te hebben voor je blinde vlekken. Maar eerlijk gezegd, ik vraag me af of we dat als individuen en als overheidssysteem wel voldoende doen. Wie dit als geen ander aankaart, is geograaf Josse de Voogd. Recent stond er een mooi interview met hem in de Volkskrant, waarin hij vertelt over de Atlas van Afgehaakt Nederland, een publicatie die hij samen maakte met René Cuperus.
Het werk van de Voogd en Cuperus laat de grote verschillen in Nederland zien tussen mensen die zij benoemen als de ‘gevestigden’ en de ‘buitenstaanders’. In het Volkskrant interview staat een grafiek dat het verhaal eigenlijk in één oogopslag vertelt: zij in Nederland die blij zijn met hun eigen leven, kijken ook optimistisch naar de Nederlandse samenleving en stemmen op gevestigde partijen zoals VVD en D66. Zij die ontevreden zijn over hun eigen leven, hebben juist een pessimistische blik op de samenleving en stemmen op buitenstaander partijen als PVV of FVD. Mensen van deze tweede groep haken volgens de Voogd en Cuperus steeds meer af - ze hebben het gevoel dat het systeem voor hen niet werkt.
De Voogd zegt daarover in het interview:
“Ik denk niet dat iedere hogeropgeleide in Nederland aan de knoppen zit, maar de koers van de samenleving is vaak ten gunste van deze groep en niet ten gunste van de andere. Daardoor dreigt een deel democratisch af te haken. Ze merken: onze belangen worden nooit vertegenwoordigd.”
En zo kom ik terug bij de boeren (die de Voogd en Cuperus ook benoemen als behorend tot de groep afgehaakten). Hoe zit het met hun hoop? De omgedraaide vlaggen en brandende hooibalen op de snelweg suggereren dat het bij een deel van hen ver te zoeken is.
Daarom vraag ik me deze zomer af: wat moeten we maken van deze kloof in hoop? Is het onvermijdelijk in transitietijd en moeten we ‘de chaos omarmen’, zoals Jan Rotmans stelt? Of is dat nou juist een opmerking die typisch is voor kwadrant rechtsboven die mist wat er in kwadrant linksonder speelt? Al denk ik er over na, ik kom niet op een eenduidig antwoord.
Waar het redeneren tekortschiet, kan de kunst soms perspectief geven. Daarom eindig ik met een gedicht van de net overleden Remco Campert, om deze brief met een klein stukje wijsheid en hoop af te sluiten:
-
Verzet begint niet met grote woorden
maar met kleine daden
zoals storm met zacht geritsel in de tuin
of de kat die de kolder in z’n kop krijgt
zoals brede rivieren
met een kleine bron
verscholen in het woud
zoals een vuurzee
met dezelfde lucifer
die de sigaret aansteekt
zoals liefde met een blik
een aanraking iets dat je opvalt in een stem
jezelf een vraag stellen
daarmee begint verzet
en dan die vraag aan een ander stellen.
-
De volgende keer schrijf ik een (al eerder aangekondigde) nieuwsbrief over ‘leren van wat werkt’. Binnen de overheid is er traditioneel veel aandacht voor wat niet goed gaat, bijvoorbeeld in evaluaties. Dat is natuurlijk belangrijk ter verantwoording, maar ergens ook lastig. Want: weten wat we niet moeten doen, vertelt ons nog niet wat we wél moeten doen. Hoe zouden we meer kunnen leren van wat werkt?
Heb je een tip voor mij, op dit of een ander onderwerp? Een voorbeeld waar je mij op wil wijzen, of een idee? Neem dan vooral contact op. Dat kan via: suzanne@chiefexplorationofficer.nl. Via LinkedIn en deze website kun je mij tussen de nieuwsbrieven door volgen.
-
Een mooie zomer gewenst!
CXO Suzanne Potjer
Agenda Stad en diens CXO zijn door een jury geselecteerd als overheidsinnovatie voor de Digital Kick-Off Day van het Creative Bureaucracy Festival, een event vol innovatieve overheidspraktijken van over de hele wereld. Zie onderstaande filmpje voor de showcase vanuit Agenda Stad. De andere bijdragen zijn ook te bekijken op YouTube, via onderstaande knop.
"That's why we think the major challenge of this time is to become open, and look outward for collaboration and inspiration."
Door een sterke afrekencultuur zijn we in overheidsland vaak bang om te falen, maar gaan hierdoor juist fouten maken. In deze nieuwsbrief laat ik zien hoe we ons ‘faalbewustzijn’ kunnen versterken en hoe we van fouten bouwstenen kunnen maken voor een oplossing.
Falen is in veel werksettings taboe. We worden geacht om te presteren, en als iets er fout gaat, vinden we het moeilijk om daarvoor uit te komen en ervan te leren. Maar waar gewerkt wordt, worden nu eenmaal fouten gemaakt. Het onvermogen om daar goed mee om te gaan, vergroot de problemen alleen maar - soms met schrijnende gevolgen.
Moeten we falen daarom juist omarmen of zelfs vieren? Rond die gedachte is inmiddels een hele beweging ontstaan. Silicon Valley predikt het motto fail fast, fail often, over de hele wereld worden fuck-up nights georganiseerd, en in ons land bestaat zelfs een ‘Instituut voor Briljante Mislukkingen’. Toch voel ik ongemak bij deze faalverheerlijking. Leren van fouten is goed, maar falen is toch geen doel op zich? Zeker niet als het op organisatie-of systeemniveau gebeurt, met verstrekkende gevolgen.
Het boek The Right Kind of Wrong van Amy Edmondson biedt een verhelderend perspectief op falen. ‘Failing well is hard,’ – goed falen is moeilijk – schrijft ze. Ondersteund met wetenschappelijke inzichten en aan de hand van praktijkvoorbeelden laat de Harvard-professor in management en leiderschap zien dat we falen om verschillende redenen moeilijk vinden. In de eerste plaats druist het in tegen onze aard; instinctief reageren we daarom emotioneel en afwijzend op het falen van onszelf en van anderen. Dit heeft een evolutionaire oorzaak: in de oertijd kon fouten maken je je leven kosten en het kon ertoe leiden dat je stam je verstootte. Ook tegenwoordig zit er nog een sociaal stigma op falen.
Bij de overheid is mede hierdoor sprake van een sterke afrekencultuur. Fouten mogen eigenlijk niet gemaakt worden en als het toch gebeurt, wordt er snel een schuldige aangewezen en een veroordeling uitgesproken. Voormalig topambtenaar Erik Gerritsen stelde in het radioprogramma Spraakmakers dat de overheid hierdoor niet in staat is te leren van eerdergemaakte fouten. ‘Daardoor worden mensen alleen maar terughoudend en reageren ze defensief. Dat staat het leerproces én daadwerkelijke verbeteringen in de weg.’
De ironie is dat de afrekencultuur juist fouten in de hand werkt. Omdat we kleine fouten niet makkelijk toegeven en corrigeren, stapelen ze zich op.
Is falen dan per definitie goed? Edmondson plaatst een belangrijke kanttekening: ‘Some failures are bad, not in the sense of immoral but in the sense of wasteful,’ stelt ze en illustreert dat door drie typen falen te onderscheiden:
Vooral het onderscheid dat Edmondson maakt tussen complex en intelligent falen, maakt veel duidelijk.
Complex falen komen we in het publieke domein veel tegen. Steeds vaker zelfs, als we Edmondson mogen geloven. Fouten maken wil je hier in principe voorkomen. Dat vergt een open en zorgvuldige omgang met de fouten die nou eenmaal gemaakt worden. Nu zien we echter vaak dat de kuur erger is dan de kwaal.
Soms is fouten maken juist de bedoeling. Dit noemt Edmondson intelligent falen. In onbekende situaties kom je zonder experimenteren (en dus ook fouten maken) überhaupt niet verder. Niet voor niets zei Benjamin Franklin over het moeizame proces rond het uitvinden van de gloeilamp: ‘I have not failed, I’ve just found ten thousand ways that won’t work.’ Door het stigma op falen, ontbreekt dergelijke experimenteerruimte binnen de overheid vaak. Terwijl ‘intelligent falen’ ook daar veel kan brengen.
Er worden kansen gemist en dat is zonde. Een raadslid van de gemeente Utrecht vertelde me ooit over de officiële testperiode van een nieuwe tramlijn, een project waarin honderden miljoenen waren gestoken. Er gingen zaken mis tijdens de testritten van de tram, en je zou zeggen: mooi dat dat in een veilige setting zonder passagiers kon worden achterhaald en verholpen. Maar het leidde tot kritische vragen in de raad: hoe kon het dat die tram - die zoveel geld heeft gekost - niet werkt?! Dit voorbeeld laat zien hoe hardnekkig de neiging om foutloos te willen werken in de publieke sector is.
Hoe kunnen we leren van falen, juist ook in complexe situaties?
Edmondson geeft een belangrijke waarschuwing: focus niet op de schuldvraag en de schuldige(n). Vaak heeft een mislukking meerdere oorzaken en heksenjachten om schuldigen aan te wijzen voeden juist de angst om te falen. Beter is het om een werkcultuur te creëren waarin mensen fouten kunnen maken en melden zonder er op te worden afgerekend. Ook pleit Edmondson voor bewustzijn; van onszelf, de situatie en het systeem waarbinnen fouten ontstaan. Pas als we onze eigen reflexen kennen, kunnen we ons gedrag veranderen. En pas zodra we het grotere plaatje en de samenhang tussen zaken zien, vinden we bouwstenen voor oplossingen.
Het klinkt als een goede route op weg naar een ‘verlicht faalbewustzijn’. Succesvol falen als de keuze om – juíst wanneer het moeilijk is – even afstand te nemen, te kijken en te leren.
Meer informatie over Amy Edmondson en haar boek, vind je hier.
‘Polderen houdt de transitie tegen!’
‘Doelmatigheid? Nee, leervaardigheid!’
In mijn CXO nieuwsbrieven zet ik vrijwel altijd voorbeelden uit de praktijk van anderen in de schijnwerpers. Daarmee laat ik zien dat overheidsvernieuwing niet op de tekentafel hoeft te beginnen. Het gebeurt al op allerlei plekken! Plus, zo is mijn filosofie: als we beter voortborduren op elkaars ervaringen, dan komen we écht verder.
Onlangs kreeg ik zelf de spotlight op mijn neus gericht. Online platform Overheid van Nu vroeg mijn mening over allerlei onderwerpen in hun videorubriek ‘overgewaardeerd of ondergewaardeerd’. Wat vind ik van zaken als experimenten, polderen en 'de overheid'?
Het was voor mij een interessante gedachtenoefening. Zo’n twee jaar ben ik nu op verkenning naar vernieuwingen in het openbaar bestuur. Natuurlijk begon ik niet zonder bagage, en inmiddels heb ik heel wat nieuwe puzzelstukjes verzameld over hoe de overheid anders - en meer wendbaar - kan functioneren. In dit interview benoem ik tot wat voor overtuigingen mij dat (tot nu toe) brengt.
Klik hieronder👇 voor het hele item op de website van Overheid van Nu.